Thursday, February 28, 2008

Lauwe koffie

Toen ik aanbelde, zag ik dat de huizen van de buren er onder, boven en naast al leeg waren. Sloopwoningen. Ik hoorde een zoem en duwde de deur open. In het trappenhuis stond alleen zijn Gazelle Tour de France. Al klinkt het zo, het was geen racefiets. Hij had er wel zo’n ligstuur op gemaakt. Maar dat was meer voor het gemak dan om er mee te racen.

Onder mijn voeten knarste de trap. Op de treden lag opgedroogde modder. Hij was vast weer wezen vissen. Eenmaal boven kwam verse koffie op me af gedreven. Daar meteen achteraan kwam de geur van zijn net wakkere lijf en de kater die hij bij zich droeg.

Ik stond te trillen op de overloop. Enkel glas en in het hele huis maar een kachel. Die stond in de woonkamer. Er lagen daar ook twee matrassen op de grond. In de slaapkamer was het nu te koud. Het beddengoed zag er uit of hij er al twee maanden op sliep en het ooit wel eens wit was geweest.

We sjouwden de matrassen naar de slaapkamer en gooiden ze op de pallets die afgelopen lente en in de vroege herfst dienst hadden gedaan als bed en lattenbodem in een. Alles lag nu op een grote hoop. Ik vroeg me af wat de tv nog op die kamer deed. In de woonkamer stond er geen.

Ik pakte een stoel en ging zitten. Hij schonk de koffie in en zette hem voor me op tafel neer. Er zaten brandplekken op de tafel. Vooral rond de bak met planten. In de bak lag een grote hoop as en wat uitgedrukte peuken. In de asbak zaten bonnetjes van de supermarkt. Brood en hagelslag. Wijn en bier. Koffie en suiker.

In mijn mok stond inmiddels een plastic lepeltje. In de keuken haalde ik suiker en roerde het door de koffie. Ik nam een slok. Gadver, lauw.

“Het gaat niet zo goed met me,” zei hij met een ernstig gezicht.